Vanaf vrijdag 29 januari tot en met zaterdag 6 februari is de nieuwe productie “De loop der dingen” van het Hofplein Theater slechts 5 keer te zien in het eigen theater in Rotterdam. “De loop der dingen” is gemaakt onder regie van de internationaal vermaarde theatermaker Gregory Caers die eerder onder meer verantwoordelijk was voor de voorstelling “Rennen” van de KOPERGIETERY uit Gent. Caers regisseerde “Rennen” ook in Taiwan, Zuid-Korea, Japan en Noorwegen. Rotterdam beleeft de wereldpremière van zijn nieuwste project. MusicalNieuws zag op vrijdag 22 januari één van de laatste repetities en een doorloop van “De loop der dingen” en sprak na afloop met Caers.
De loop der dingen bij Hofplein: "Het is nu jullie voorstelling"
In “De loop der dingen” vertellen een 40-tal jonge spelers en figuranten een verhaal zonder woorden. De voorstelling, waarvoor de repetities al in augustus vorig jaar begonnen was in eerste instantie geïnspireerd door de art-film “Der Lauf der Dinge” uit 1987 van het Zwitserse kunstenaarsduoPeter Fischli en David Weiss. In deze korte film is een reeks van kettingreacties te zien. ‘Ik wist’, vertelt Caers ons, ‘dat men hier bij Hofplein Rotterdam met vrij grote groepen werkt en speelde al heel lang met het idee van een fysieke perpetuum mobile. Toen ze me vroegen wat ik hier graag zou willen doen dacht ik ‘laten we daar maar eens mee beginnen’. En op dat moment was de context van wat er nu staat er dus nog helemaal niet. In de maanden augustus, september en oktober werkten we maar één weekend per maand, dus nog helemaal niet frequent. Zo tegen het eind van die periode kwamen al die beelden van vluchtelingen in het nieuws en dat raakte me heel hard. Ik voelde dat ik daar iets mee moest doen en deze voorstelling was de beste gelegenheid om dat te doen. Vanaf oktober zijn we dan ook veel bewuster materiaal gaan aanmaken dat daarop geënt was.’
In “De loop der dingen” ziet de toeschouwer doorlopend mensen in beweging. Geen begin, geen einde, onderweg worden ze geconfronteerd met verschillende situaties. Geen vastomlijnd script, geen rollen die tot in de puntjes omschreven zijn. Iedere toeschouwer kan ook weer andere elementen uit het verhaal halen of er zijn eigen invulling aan geven. De algemene context van de voorstelling is dus de vluchtelingenproblematiek. ‘Ik zag in oktober foto’s van Duitsland: duizenden vluchtelingen die over de wegen lopen en toen dacht ik eraan om daar te beginnen. Met een groep mensen die langs loopt. We hebben het niet echt chronologisch aangepakt. We hebben heel hard gezocht naar metaforen. Er is een heel dunne grens om het te hebben over een groep mensen die verzuipt op zee zonder valse dramatiek. Dus was het voor mij heel erg zoeken naar een manier om dat te verbeelden. In de voorsteling zie je nu een rave waar mensen na 9 uur dansen naar adem happen en zo heb ik geprobeerd de link te leggen. We hebben heel hard geïmproviseerd met situaties die vluchtelingen doormaken en hebben die bijvoorbeeld uit de context gehaald. Zo was er op een gegeven moment een verhaal over mensen die hun dochters verkochten om te kunnen overleven. Daaruit is het idee gekomen van bruiden, verstopt in grote tassen, dat ook terug te zien is in de voorstelling. Dat is allemaal druppelsgewijs binnen komen vallen.’
‘Ik vind het heel belangrijk’, gaat Caers verder, ‘dat het publiek zijn eigen verhaal maakt. En dat zou kunnen betekenen dat er na afloop 200 verhalen de deur uit wandelen. Maar dat vind ik prima. Ik wilde de grens bewaken tussen al te duidelijk zijn en duidelijk genoeg zijn.’
Tijdens de repetities, waarin een aantal scènes nog een keer wordt doorgelopen, spreekt Caers de groep spelers toe. ‘Ik wil geen veilige voorstelling zien’, zegt hij. We vragen hem wat hij daarmee bedoelde. ‘Ik wil als maker, maar ook als kijker’, zegt hij, ‘kunnen zien dat de spelers die op het podium staan er vol voor gaan. En mij op geen enkel moment kunnen afleiden in die zin dat ik opeens een speler zie staan. De voorstellingen die ik probeer te maken zijn een soort reis waar je in gaat en waar je, in het beste geval, in meegenomen wordt. Mij leidt het verschrikkelijk af als ik plots dingen zie gebeuren die des spelers zijn. Dat heeft te maken met terughouden, afgeleid zijn, met kijken en veilig zijn in de zin van niet over de grens gaan. Als je bijvoorbeeld valt in het water [red. water speelt een grote rol in de voorstelling], val dan ook echt in het water. De vloer is zo dat het niet pijnlijk is. Je kunt zo vallen dat ik denk ‘oh my God.. hij valt’ en je kunt zo vallen dat ik denk ‘niet slecht..’. Dat tweede is veilig en dat spreekt mij niet aan, omdat ik dan ineens naar een vorm zit te kijken en ik wil dat het publiek de vorm vergeet.’
‘Dat is best lastig voor de spelers, merk ik,’ gaat hij verder. ‘Ik vraag ook heel veel van ze. Een deel heeft het al gehaald, een deel is er nog niet. Maar we hebben nog wat tijd. Ze zijn het ook niet gewend om zo te werken. Ze zijn gewend om in een heel heldere context verhalen te vertellen, met personages waarvan ze weten wanneer die opkomen en wanneer ze wat moeten zeggen. Deze voorstelling is heel anders. Dat is lastig, maar ik wil wel dat ze proberen om er vol voor te gaan.’
We vragen hem hoe dat in Azië was, toen hij een soortgelijke voorstelling maakte. ‘Het gekke was dat het hele verschillende groepen waren. De jongens in Taiwan kwamen uit een dorp dat weggespoeld was door de zee. De voorstelling is daar begonnen als een soort sociaal project om een aantal van die jongens de kans te geven zo’n project mee te maken, na alles te hebben kwijtgeraakt. Die jongens hoefde ik dus niet uit te leggen wat het betekent om niet veilig te zijn. Dat wisten ze maar al te goed. In Japan was het weer heel anders. Er is daar een soort van werkmentaliteit die zo intens is dat het zelfs te ver gaat. We waren daar op de eerste dag aan het werk en hadden drie uur gerepeteerd, in de hitte. Op een gegeven moment vroeg de Japanse assistent me of de jongens even iets mochten drinken. ‘Zo lang jij dat niet aangeeft’, zei hij, ‘denken ze dat ze dat niet mogen’. Dat is zo’n andere manier van werken en met name in Japan gingen ze daar uit zichzelf heel erg ver in mee. In Zuid-Korea uiteindelijk ook en ik denk dat dat kwam omdat de jongens daar geen stadsjongens waren maar jongens die van het platteland kwamen. Ze staken elkaar ook heel hard aan. Rennen was ook een voorstelling met als thema ‘je geeft niet op’, zelfs als je niet meer kunt. Het was heel mooi om te zien dat op elke plek waar we die voorstelling hebben gemaakt de groep spelers voor elkaar ging zorgen en elkaar meetrekten. Het heeft de groep hier best wat tijd gekost om te snappen in wat voor voorstelling ze stapten maar je voelt dat bij velen het kwartje gevallen is en nu is het aan hen om elkaar op te pakken en mee te trekken.’
‘Ik kan geen voorstelling maken zonder de vibe van de groep te hebben. Ik ben ook geen maker die thuis achter zijn bureau gaat nadenken hoe de voorstelling eruit moet gaan zien. Het materiaal dat je vanavond hebt gezien is hun materiaal. Ik heb dat gepolijst, maar het is hun materiaal. In de voorstelling zit een stuk waarin 5 bruiden een choreografie doen. Ik ben zelf geen choreograaf, zij zijn degenen die het gemaakt hebben. Er komt dus heel veel uit de spelers zelf. Mijn taak is het om opdrachten te bedenken waardoor de spelers worden uitgedaagd waardoor ik zo goed als zeker ben dat een bepaalde kwaliteit in het materiaal terugkomt. Als dat materiaal er eenmaal is dan is het mijn taak om dat met hen te gaan opvoeren.’
Aan het eind van de repetitie, vlak voor de doorloop van de hele voorstelling, gaf Caers de voorstelling over aan de spelers. ‘Jullie zjn er klaar voor. Jullie veren zijn volgroeid en jullie kunnen het nest uitvliegen. De voorstelling is nu van jullie.’ ‘Voor mij is dat het spannendste moment van dit hele project,’ vertelt hij ons. ‘Het kan ook niet anders. Ik denk dat veel regisseurs, ikzelf ook, op sommige momenten iets in de voorstelling anders zouden willen, maar je moet het op een gegeven moment loslaten. Als je het pas loslaat op de première dan is het te laat. Het ís ook zo, deze groep is er ook klaar voor. Ze kennen alle afspraken, en dat zijn er heel veel in dit soort voorstellingen. Je zou het niet denken, maar er zitten heel veel cues in deze voorstelling. En ze kunnen het! Ik meen dan ook echt dat ze nu moeten vliegen en ik hoop ook dat ik na dit weekend naar huis kan gaan met het idee ‘laat het grote publiek maar komen!’
‘Ik ben gewend dat voorstellingen die ik maak heel lang spelen. Hier is er een andere traditie. Ik werk ook op andere plekken en daar vertel ik natuurlijk wat ik verder nog doe. Op die andere plekken is men nu al geïnteresseerd om deze voorstelling daar naartoe te halen . Ik begrijp dat Hofplein Theater daar zeker voor open staat.’ We vragen Caers tot slot of hij deze voorstelling zou willen maken met een groep vluchtelingen. ‘Dat zou ik wel heel spannend vinden,’ zegt hij. ‘Ik denk dat de voorstelling dan nog drie keer zo intens wordt. Ook als maker is dat van een heel andere orde, zoals de groep waarmee ik in Taiwan werkte. Ik heb bijvoorbeeld ook gewerkt met een groep van 100 senioren en daar zaten mensen tussen die niet meer konden onthouden wat na wat kwam. Dat brak mijn hart, op een mooie manier. Dat zijn projecten die je meedraagt voor altijd. Dat is meer dan alleen maar werk!’
De eerste voorstelling van “De loop der dingen” wordt gespeeld op vrijdag 29 januari in het Hofplein Theater in Rotterdam. De première vindt een dag later plaats op zaterdag 30 januari. Meer informatie over de voorstelling en de kaartverkoop kun je vinden op www.hofpleintheater.nl/de-loop-der-dingen/
In “De loop der dingen” ziet de toeschouwer doorlopend mensen in beweging. Geen begin, geen einde, onderweg worden ze geconfronteerd met verschillende situaties. Geen vastomlijnd script, geen rollen die tot in de puntjes omschreven zijn. Iedere toeschouwer kan ook weer andere elementen uit het verhaal halen of er zijn eigen invulling aan geven. De algemene context van de voorstelling is dus de vluchtelingenproblematiek. ‘Ik zag in oktober foto’s van Duitsland: duizenden vluchtelingen die over de wegen lopen en toen dacht ik eraan om daar te beginnen. Met een groep mensen die langs loopt. We hebben het niet echt chronologisch aangepakt. We hebben heel hard gezocht naar metaforen. Er is een heel dunne grens om het te hebben over een groep mensen die verzuipt op zee zonder valse dramatiek. Dus was het voor mij heel erg zoeken naar een manier om dat te verbeelden. In de voorsteling zie je nu een rave waar mensen na 9 uur dansen naar adem happen en zo heb ik geprobeerd de link te leggen. We hebben heel hard geïmproviseerd met situaties die vluchtelingen doormaken en hebben die bijvoorbeeld uit de context gehaald. Zo was er op een gegeven moment een verhaal over mensen die hun dochters verkochten om te kunnen overleven. Daaruit is het idee gekomen van bruiden, verstopt in grote tassen, dat ook terug te zien is in de voorstelling. Dat is allemaal druppelsgewijs binnen komen vallen.’
‘Ik vind het heel belangrijk’, gaat Caers verder, ‘dat het publiek zijn eigen verhaal maakt. En dat zou kunnen betekenen dat er na afloop 200 verhalen de deur uit wandelen. Maar dat vind ik prima. Ik wilde de grens bewaken tussen al te duidelijk zijn en duidelijk genoeg zijn.’
Tijdens de repetities, waarin een aantal scènes nog een keer wordt doorgelopen, spreekt Caers de groep spelers toe. ‘Ik wil geen veilige voorstelling zien’, zegt hij. We vragen hem wat hij daarmee bedoelde. ‘Ik wil als maker, maar ook als kijker’, zegt hij, ‘kunnen zien dat de spelers die op het podium staan er vol voor gaan. En mij op geen enkel moment kunnen afleiden in die zin dat ik opeens een speler zie staan. De voorstellingen die ik probeer te maken zijn een soort reis waar je in gaat en waar je, in het beste geval, in meegenomen wordt. Mij leidt het verschrikkelijk af als ik plots dingen zie gebeuren die des spelers zijn. Dat heeft te maken met terughouden, afgeleid zijn, met kijken en veilig zijn in de zin van niet over de grens gaan. Als je bijvoorbeeld valt in het water [red. water speelt een grote rol in de voorstelling], val dan ook echt in het water. De vloer is zo dat het niet pijnlijk is. Je kunt zo vallen dat ik denk ‘oh my God.. hij valt’ en je kunt zo vallen dat ik denk ‘niet slecht..’. Dat tweede is veilig en dat spreekt mij niet aan, omdat ik dan ineens naar een vorm zit te kijken en ik wil dat het publiek de vorm vergeet.’
‘Dat is best lastig voor de spelers, merk ik,’ gaat hij verder. ‘Ik vraag ook heel veel van ze. Een deel heeft het al gehaald, een deel is er nog niet. Maar we hebben nog wat tijd. Ze zijn het ook niet gewend om zo te werken. Ze zijn gewend om in een heel heldere context verhalen te vertellen, met personages waarvan ze weten wanneer die opkomen en wanneer ze wat moeten zeggen. Deze voorstelling is heel anders. Dat is lastig, maar ik wil wel dat ze proberen om er vol voor te gaan.’
We vragen hem hoe dat in Azië was, toen hij een soortgelijke voorstelling maakte. ‘Het gekke was dat het hele verschillende groepen waren. De jongens in Taiwan kwamen uit een dorp dat weggespoeld was door de zee. De voorstelling is daar begonnen als een soort sociaal project om een aantal van die jongens de kans te geven zo’n project mee te maken, na alles te hebben kwijtgeraakt. Die jongens hoefde ik dus niet uit te leggen wat het betekent om niet veilig te zijn. Dat wisten ze maar al te goed. In Japan was het weer heel anders. Er is daar een soort van werkmentaliteit die zo intens is dat het zelfs te ver gaat. We waren daar op de eerste dag aan het werk en hadden drie uur gerepeteerd, in de hitte. Op een gegeven moment vroeg de Japanse assistent me of de jongens even iets mochten drinken. ‘Zo lang jij dat niet aangeeft’, zei hij, ‘denken ze dat ze dat niet mogen’. Dat is zo’n andere manier van werken en met name in Japan gingen ze daar uit zichzelf heel erg ver in mee. In Zuid-Korea uiteindelijk ook en ik denk dat dat kwam omdat de jongens daar geen stadsjongens waren maar jongens die van het platteland kwamen. Ze staken elkaar ook heel hard aan. Rennen was ook een voorstelling met als thema ‘je geeft niet op’, zelfs als je niet meer kunt. Het was heel mooi om te zien dat op elke plek waar we die voorstelling hebben gemaakt de groep spelers voor elkaar ging zorgen en elkaar meetrekten. Het heeft de groep hier best wat tijd gekost om te snappen in wat voor voorstelling ze stapten maar je voelt dat bij velen het kwartje gevallen is en nu is het aan hen om elkaar op te pakken en mee te trekken.’
‘Ik kan geen voorstelling maken zonder de vibe van de groep te hebben. Ik ben ook geen maker die thuis achter zijn bureau gaat nadenken hoe de voorstelling eruit moet gaan zien. Het materiaal dat je vanavond hebt gezien is hun materiaal. Ik heb dat gepolijst, maar het is hun materiaal. In de voorstelling zit een stuk waarin 5 bruiden een choreografie doen. Ik ben zelf geen choreograaf, zij zijn degenen die het gemaakt hebben. Er komt dus heel veel uit de spelers zelf. Mijn taak is het om opdrachten te bedenken waardoor de spelers worden uitgedaagd waardoor ik zo goed als zeker ben dat een bepaalde kwaliteit in het materiaal terugkomt. Als dat materiaal er eenmaal is dan is het mijn taak om dat met hen te gaan opvoeren.’
Aan het eind van de repetitie, vlak voor de doorloop van de hele voorstelling, gaf Caers de voorstelling over aan de spelers. ‘Jullie zjn er klaar voor. Jullie veren zijn volgroeid en jullie kunnen het nest uitvliegen. De voorstelling is nu van jullie.’ ‘Voor mij is dat het spannendste moment van dit hele project,’ vertelt hij ons. ‘Het kan ook niet anders. Ik denk dat veel regisseurs, ikzelf ook, op sommige momenten iets in de voorstelling anders zouden willen, maar je moet het op een gegeven moment loslaten. Als je het pas loslaat op de première dan is het te laat. Het ís ook zo, deze groep is er ook klaar voor. Ze kennen alle afspraken, en dat zijn er heel veel in dit soort voorstellingen. Je zou het niet denken, maar er zitten heel veel cues in deze voorstelling. En ze kunnen het! Ik meen dan ook echt dat ze nu moeten vliegen en ik hoop ook dat ik na dit weekend naar huis kan gaan met het idee ‘laat het grote publiek maar komen!’
‘Ik ben gewend dat voorstellingen die ik maak heel lang spelen. Hier is er een andere traditie. Ik werk ook op andere plekken en daar vertel ik natuurlijk wat ik verder nog doe. Op die andere plekken is men nu al geïnteresseerd om deze voorstelling daar naartoe te halen . Ik begrijp dat Hofplein Theater daar zeker voor open staat.’ We vragen Caers tot slot of hij deze voorstelling zou willen maken met een groep vluchtelingen. ‘Dat zou ik wel heel spannend vinden,’ zegt hij. ‘Ik denk dat de voorstelling dan nog drie keer zo intens wordt. Ook als maker is dat van een heel andere orde, zoals de groep waarmee ik in Taiwan werkte. Ik heb bijvoorbeeld ook gewerkt met een groep van 100 senioren en daar zaten mensen tussen die niet meer konden onthouden wat na wat kwam. Dat brak mijn hart, op een mooie manier. Dat zijn projecten die je meedraagt voor altijd. Dat is meer dan alleen maar werk!’
De eerste voorstelling van “De loop der dingen” wordt gespeeld op vrijdag 29 januari in het Hofplein Theater in Rotterdam. De première vindt een dag later plaats op zaterdag 30 januari. Meer informatie over de voorstelling en de kaartverkoop kun je vinden op www.hofpleintheater.nl/de-loop-der-dingen/