Een uur, twee uur, drie uur, vier uur en zo maar door in een eindeloos refrein. Ze rennen, rennen, rennen tot ze op hun ballen, hun lasten, hun wereld neer vallen, voor even, en dan weer door. Brillen op als ze rennen, cool en composed en met een lach, hartverscheurende vermoeidheid als de brillen afgaan, even zien we iets anders dan de prachtige buitenkant.