De zon piept voorzichtig door het donkere wolkendek en wint steeds meer aan kracht na een natte donkere middag. Het park is vol lentepracht. Overal hoor je vogels, maki’s, en op de achtergrond gebrul. Artis lijkt zich op zijn mooist te willen presenteren. En daar zit Duifje op een bankje.
Hoe mag ik leven? Artis in oorlogstijd raakt tot in de ziel
Duifje doet haar verhaal. Met prachtige dictie en een blik naar een ieder die haar aan wil kijken neemt ze je mee haar wereld in. De verwrongen wereld van de oorlog. De wereld van angst die pijn doet in je huid en in je botten. De wereld waarin zij schuilde in Artis, maar waar ze ook rondleidingen gaf. De wereld waarin zij misschien wel de laatst overgebleven onderduiker was, zegt ze zelf. Er is geen jaartal. Geen vervolg op dit verhaal. We horen Duifjes verhaal ergens in de oorlog. Waarin ze toch blijft zoeken naar de mens achter het uniform en tegelijk verhaalt van kinderen die met hun dunne armpjes door de tralies grijpen naar het eten voor de dieren. Van de stilte van de nacht als mensen naar binnen worden gesmokkeld en verdwijnen in de holte onder de apenrots. Van haar verblijf bij de wolven. Van haar angst en verbijstering. Ze vertelt het en het publiek wordt geraakt tot in het diepst van hun ziel. Dit is geen verhaal over mensen, dit is een verhaal van mensen. Daarmee recht doend aan al die mensen die hun verhalen na de oorlog zagen verdwijnen in de golf van wederopbouw en daarna ze terug hoorden in abstracties van anderen. Het is goed dat dit verhaal de realiteit van oorlog, angst en altijd wantrouwen in pennenstreken zo invoelbaar maakt.
Het verhaal van Duifje is een van de drie verhalen die op 4 en 5 mei werden opgevoerd in Artis. Geschreven en gespeeld door Jolanda van den Berg, Tom Lanoye en Alfred Schaffer.
Artis, de dierentuin die in de oorlog plaats bood aan veel onderduikers. Onder het publiek ook kinderen van die onderduikers. Het drieluik gaat over Duifje, over een Duitse dierenjager en een dier. Allen geven ze hun perspectief op de oorlog. Allemaal gaan ze over liefde voor dieren én hoe in de oorlog alles wordt opgegeten. Allemaal spreken ze prachtige zinnen over toen die genadeloos resoneren in het nu.
De dierenjager verhaalt van zijn liefde voor dieren die hij vroeger ving voor dierentuinen. Ze redden uit de klauwen van de wildernis en naar een veilige plek bracht, zo vindt hij zelf. Hij schiet een moeder dood om het jong mee te nemen. Hij verhaalt van de Fuhrer die hem een opdracht heeft gegeven om de dieren uit Artis naar Berlijn te brengen en hoe Artis hem dat belemmert. Van lege veewagens naar het oosten. Hij vertelt niet van jagen op onderduikers, maar hoe langer hij praat hoe meer je je afvraagt wat hij niet vertelt.
Onder elke zin in zijn monoloog schuilt een andere zin. Wanneer hij het heeft over tegenstribbelende dieren hoor je de aanpak van de nazi’s. De innemende jongen is een aanhanger van de man die hij als een vader ziet. Daarmee meegaand in dood en verderf als zijnde een oplossing voor de wereld. Hoe een geest verwrongen kan raken. Als het afgelopen is haalt het publiek opgelucht adem. Het is eng deze gekte onder de mantel van normaliteit en gezag.
Bij het derde toneel komen de twee eerder gesplitste groepen toeschouwers samen. Er zit een man op de grond. Hij beweegt, gaat praten en blijkt geen man te zijn maar een dier. Een dier met vleugels en een staart, kieuwen en klauwen. Hij zit opgesloten en kijkt naar de mensen. Hij daagt ze uit. In de verwarring over wie of wat hij is. In de woede over wat hem door mensen is aangedaan, en nog steeds wordt. Wie zijn we eigenlijk als het er op aankomt? Hij beweegt, schreeuwt, zingt en laat het publiek vooral raden naar wie of wat hij is.
Het is een verhaal in kringen als een steen in de vijver. Het verhaal van Duifje van een mens die van andere mensen niet mag zijn. Het verhaal van Christoph Schulz dat onderdeel is van dat systeem waar Duifje het slachtoffer van is en het dier dat buiten het systeem indringende vragen stelt.
Intussen schijnt de avondzon in al haar pracht over Artis. Messcherp illustrerend hoe op zelfs de mooiste plekken de meest vreselijke dingen kunnen gebeuren. Met dieren als stille getuige.
Een voorstelling die je lang bij je draagt, omdat er zoveel bij te voelen en te denken valt.
Het werd nu maar twee keer opgevoerd maar verdient volgend jaar zeker een reprise.
Door Elise Kant
Het verhaal van Duifje is een van de drie verhalen die op 4 en 5 mei werden opgevoerd in Artis. Geschreven en gespeeld door Jolanda van den Berg, Tom Lanoye en Alfred Schaffer.
Artis, de dierentuin die in de oorlog plaats bood aan veel onderduikers. Onder het publiek ook kinderen van die onderduikers. Het drieluik gaat over Duifje, over een Duitse dierenjager en een dier. Allen geven ze hun perspectief op de oorlog. Allemaal gaan ze over liefde voor dieren én hoe in de oorlog alles wordt opgegeten. Allemaal spreken ze prachtige zinnen over toen die genadeloos resoneren in het nu.
De dierenjager verhaalt van zijn liefde voor dieren die hij vroeger ving voor dierentuinen. Ze redden uit de klauwen van de wildernis en naar een veilige plek bracht, zo vindt hij zelf. Hij schiet een moeder dood om het jong mee te nemen. Hij verhaalt van de Fuhrer die hem een opdracht heeft gegeven om de dieren uit Artis naar Berlijn te brengen en hoe Artis hem dat belemmert. Van lege veewagens naar het oosten. Hij vertelt niet van jagen op onderduikers, maar hoe langer hij praat hoe meer je je afvraagt wat hij niet vertelt.
Onder elke zin in zijn monoloog schuilt een andere zin. Wanneer hij het heeft over tegenstribbelende dieren hoor je de aanpak van de nazi’s. De innemende jongen is een aanhanger van de man die hij als een vader ziet. Daarmee meegaand in dood en verderf als zijnde een oplossing voor de wereld. Hoe een geest verwrongen kan raken. Als het afgelopen is haalt het publiek opgelucht adem. Het is eng deze gekte onder de mantel van normaliteit en gezag.
Bij het derde toneel komen de twee eerder gesplitste groepen toeschouwers samen. Er zit een man op de grond. Hij beweegt, gaat praten en blijkt geen man te zijn maar een dier. Een dier met vleugels en een staart, kieuwen en klauwen. Hij zit opgesloten en kijkt naar de mensen. Hij daagt ze uit. In de verwarring over wie of wat hij is. In de woede over wat hem door mensen is aangedaan, en nog steeds wordt. Wie zijn we eigenlijk als het er op aankomt? Hij beweegt, schreeuwt, zingt en laat het publiek vooral raden naar wie of wat hij is.
Het is een verhaal in kringen als een steen in de vijver. Het verhaal van Duifje van een mens die van andere mensen niet mag zijn. Het verhaal van Christoph Schulz dat onderdeel is van dat systeem waar Duifje het slachtoffer van is en het dier dat buiten het systeem indringende vragen stelt.
Intussen schijnt de avondzon in al haar pracht over Artis. Messcherp illustrerend hoe op zelfs de mooiste plekken de meest vreselijke dingen kunnen gebeuren. Met dieren als stille getuige.
Een voorstelling die je lang bij je draagt, omdat er zoveel bij te voelen en te denken valt.
Het werd nu maar twee keer opgevoerd maar verdient volgend jaar zeker een reprise.
Door Elise Kant